Dinsdag 25 juni

Om tien uur zijn we weer op het politiebureau in Périgueux, waar onze zaken worden afgehandeld. Zonde van de ochtend natuurlijk, want het is wel 50 kilometer rijden en het is al 11 uur voordat we verder kunnen. In Lascaux zijn grotten die we graag willen zien. Ze zijn nog niet zolang geleden ontdekt en er zijn interessante muurschilderingen. Ik heb pas het laatste deel van ‘De Aardkinderen’ van Jean Auel gelezen en ik denk dat dergelijke grotten en tekeningen in dat boek worden beschreven. Als we echter de navigatie instellen zien we dat het nog 100 kilometer verder is en in mijn reisgids lees ik dat de kans dat je er niet in mag wegens te grote drukte ook niet is uitgesloten. Laten we dat nou maar niet doen dan.

Brantôme ligt veel dichterbij en moet ook een mooi stadje zijn. We rijden er naartoe en lopen door de gezellige, maar nogal toeristische straten. De grote abdij is een bloeiend bedevaartsoord geworden in de 11e eeuw. Hij staat op een eilandje, maar vanaf een lange, naar een park afbuigende brug is het prettig wandelen rondom het klooster, de verdedigingsmuur en de watermolen. De temperatuur is vandaag opgelopen tot een 18 graden en het is droog. We kunnen dus ook heerlijk buiten op één van de drukke terrassen eten. Ik pak later zelfs mijn schilderspullen nog even om een opzetje te maken.

Als we alles bekeken hebben, rijden we naar huis. Eigenlijk een beetje vroeg, maar er ligt niets leuks meer op onze route en kijk, als we bij onze eigen oude molen komen, schijnt zelfs de zon op ons terrasje. Ons huis is aan de binnenkant heel erg koud, maar nu we voor het eerst in de zon kunnen zitten, is het ook hier prettig thuiskomen. Ik maak mijn aquarel af, we lezen wat en eten een lekkere fruit-yoghurtsalade als avondeten. Het lijkt wel vakantie.